Ine Duijnkerke. Foto: René de Wit.
Ine Duijnkerke. Foto: René de Wit. Foto: rdw

Ons eigen sterrenfeest

Het is eind december en de winter is in volle bloei. Het is vroeg donker, deze eerste dagen van het laatste seizoen. Nog voor het avondeten wordt het donkerblauw in de lucht en daarna komen al snel de sterren tevoorschijn. Het is een heldere avond.

We zitten inmiddels middenin de vervroegde kerstvakantie en de kersverse lockdown. Samen met alle andere dorpsgenoten proberen we er het beste van te maken binnen de vier muren van ons eigen huis. Het is bikkelen, in deze donkere dagen rond kerst. En iedereen ervaart dat op een eigen manier en in een eigen samenstelling: met kleine kinderen, met grote kinderen, met z’n tweetjes, alleen en alle vormen ertussenin. Met veel ruis van gillende kindjes, het geluid van digitale meetings of met alleen het omslaan van een bladzijde uit het puzzelboekje. Voor sommigen is dit verstilde leven al langer realiteit, voor anderen is het verweven ervan een puzzel die nauwelijks te leggen is. Ja, bikkelen is het, voor iedereen. En tegelijkertijd voelt het ook licht. Licht, omdat als er zoveel niét kan, altijd zo kraakhelder wordt wat er wél is.

Mijn twee jongste dochtertjes hebben corona en daarmee is de wereld van ons en onze drie dochters klein. Er wordt gevideobeld met familie, gespeeld met poppen en er worden paddenstoelen gemaakt van klei. De tafel ligt vol dino-knutsels en de unicornpuzzel ligt trots te wachten tot hij weer in de doos wordt geschoven. In ons huis met twee kerstbomen op de slaapkamers en de geur van versgebakken koekjes liggen twee vermoeide ouders op de bank - we focussen ons op het leven in huis en dat is zwaar en zalig tegelijkertijd. We schipperen tussen werken en aansterken en zorgen voor elkaar en onszelf. Het was een hectische dag en we zijn blij dat de avond zich aandient.

Voordat we gaan eten, wil de tiener op de trampoline. Dat kan precies nog even, nu de pastasaus staat de pruttelen op laag vuur. In haar roestbruine trui springt ze een paar gaten in de wolken en haar sokken worden steeds natter. Wat een goede aankoop was die trampoline maart vorig jaar, toen we quarantaine nog regelmatig verkeerd schreven omdat het een onbekend leenwoord was en mondkapjes nog bij verre landen hoorden. De zusjes van drie en vijf springen al even graag op de trampo en dat is deze keer niet anders: zij willen ook naar buiten en al snel is het een wirwar van regenlaarsjes, gegiechel, dekens en kussens. Ik loop naar binnen om een lichtslinger te pakken, die ik ophang aan de schutting. Het is allemaal zo gezellig deze donkere vooravond dat het lijkt of het sterrenfeest dat zo mooi in de lucht begon zo naar beneden is gegleden, recht onze tuin in.

Als ik weer naar binnen loop, zie ik mijn man zijn jas aantrekken. We kijken naar elkaar en ik zie ons allebei glimlachen: dit wordt de avond dat we gaan doen wat we al een paar dagen geleden bespraken. Ik hoor de meisjes buiten giechelen, maar het zou ook kunnen dat het mijn hart is en dan gaan we in regelstand: zo onopvallend mogelijk alles voorbereiden voor het sterrenfeest a.k.a. marshmallows boven een vuurtje.

Quasi nonchalant zaagt de man wat hout in de schuur en pakt spullen bij elkaar voor het kampvuur. De drie meisjes op het kleed kijken niet op of om; ze zijn niets anders gewend dan een klussende vader dus het zegt hen niets. De tiener begint een verhaal te vertellen en wijst naar de sterren, dus hun aandacht is allang ergens anders. Mooi, ik kan ongezien kaarsjes pakken en stokjes en nog meer kaarsjes en verstop de zak met marshmallows onder mijn dikke, vuurrode winterjas.

De twee kleinste meisjes hebben het koud en aan de natte sokjes te zien is het vast al koud tot aan hun navel. Ik fluister dat ze snel naar boven moeten gaan om de warmste kleren aan te doen die ze maar kunnen bedenken ‘Dan doe ik vier jurken over elkaar mam, dat is lekker warm!’ roept de vijfjarige. De oudste dochter heeft inmiddels door wat we aan het voorbereiden zijn. ‘Oh mam, wordt het deze avond, gaan we het vuur in de tuin doen!’ vraagt ze verrukt en als ik lachend knik, reflecteert de zebra op haar trui alle glinstering in haar ogen.

De twee kleine zusjes komen warm aangekleed weer naar buiten. Ze gillen harder dan per se fijn is voor de buren bij het zien van alle lichtjes in de tuin en als de kleuter gilt dat ze wel jarig lijkt, gilt de peuter dat natuurlijk ook, maar ik schud nee. ‘Nee,’ zeg ik, ‘het is het sterretjesfeest! Kijk eens omhoog! De sterren zijn er! Ze zijn buiten, en wij zijn ook buiten en we gaan een verrassing doen in de tuin en er zijn overal lichtjes en voel eens in je buik hoe fijn het is!’ De peuter trekt de conclusie dat zij dan inderdaad niet zelf jarig zijn, maar dan toch zeker wel die luchtglitters en ik lach hardop. Zo is het, alle sterren zijn jarig en wij gaan het sterrenfeest vieren.

We zitten in een kring van kaarsjes en in het midden het aangestoken vuur: we zijn omgeven door lichtjes. Het ziet er nog mooier uit dan ik had bedacht en omdat we de sterren zo goed kunnen zien in de onbewolkte lucht, lijkt het wel alsof er overal lichtjes zijn. De pasta van papa slurpen de meisjes op terwijl ze op een kussentje zitten rondom het vuur, we eten marshmallows tot de zak leeg is, het peutertje speelt dat ze een vliegtuig is tussen de sterren, de tiener toont zich een echte oud-scout en de kleuter vindt dat we aan het kamperen zijn. Er wordt gekletst, het houten kinderbankje kraakt, het vuur knispert en onze ogen lachen: we vinden het zo mooi, zo samen.

De kerkklok slaat acht keer. We gaan naar binnen en met de lucht van vuur en avonddauw in onze haren wensen we de poesjes welterusten. Als de meiden eenmaal warm onder de dekens liggen, praten we nog even na over verjaardagen en vuur. ‘Dit wil ik iedere dag wel’, verzucht de oudste en de kleuter knikt instemmend. Ik glimlach en zeg dat dat niet kan, maar dat we dit avontuur wel altijd in ons hoofd kunnen terugvinden. Ons eigen sterrenfeest, zo middenin corona, zo middenin onze quarantaine, zo middenin de lockdown. Zo middenin de kerstvakantie, middenin de winter, middenin het donker. Het is donker. Het is licht.

Ja, het is donker. En tóch is het licht.

Ine Duijnkerke,
December 2021